16 mei 2020

Boekanier

Door jelleputs

Met een hol gevoel in zijn maag laat Gert zijn blik nogmaals over de zwarte lettertjes glijden. Het staat er echt. 
‘Geachte heer Stoevers, 
Wij maken u erop attent dat de aangekondigde huurverhoging van 5% met ingang van 1 juni 2015 ingaat. 
-…- 
Hopende u hiermee voldoende te hebben geinformeerd,
…’ 

De digitale handtekening van de ambtenaar van dienst interesseert hem vrij weinig. De verhoging an sich is geen verrassing, maar het percentage is hem in de officiele aankondiging ontschoten. Honderd euro, dat zijn vijf modelbouwdozen per maand. In het grote geheel te zien lijkt het niet veel te zijn, maar de rek in de touwtjes die hij maandelijks aan elkaar probeert te binden raakt er op deze manier in rap tempo uit. 
Zuchtend kijkt hij door het stoffige etalageraam naar buiten. De koopavond stelt al een tijdje weinig meer voor sinds in de naburige stad een outletcentrum is geopend. 
Hij laat het rolluik alvast zakken. Niemand gaat om half negen ’s avonds een tube lijm halen. 



Stijns hart bonst in zijn keel terwijl hij zijn vinger over het web van barsten laat glijden. Het scherm achter het gebroken glas vloeit in alle kleuren van de regenboog uiteen. 
‘F u c k’, mompelt hij, en smijt de smartphone op zijn bed. Het ding stuitert naar de overkant van het bed en valt met een plof op het tapijt. 
Maanden had hij bij zijn ouders gezeurd om een mobiele telefoon. Op de basisschool in het dorp was het hem nooit opgevallen, maar al op zijn eerste dag in de brugklas op het lyceum in de stad leek het alsof hij tien jaar achterliep op zijn jaargenoten. De mentor had een whatsappgroep aangemaakt voor de klas waarin onder andere mededelingen over uitgevallen lessen zullen worden gedaan. Stijn had niet durven zeggen dat hij met de oude Nokia die hij van zijn ouders had gehad niet eens foto’s kon maken, laat staan whatsappen. Nadat hij zijn ouders op YouTube een filmpje had laten zien van een app waarmee zij altijd konden zien waar hun zoon zich bevond waren ze overstag gegaan. Het enige fietspad tussen het dorp waar ze woonden en de stad waar de middelbare school stond kon ’s ochtends in het donker een ongure plek zijn. 



Met een chagrijnig gezicht ploft Wilma naast Gert neer op de bank. Nijdig grist ze het kommetje met studentenhaver uit zijn handen. ‘Het wordt tijd dat meneer eens een plan gaat bedenken, want van die plastic rommel kun je geen pensioen bouwen’, bijt ze hem toe. ‘Jij vreet nu trouwens je hele dagomzet weg.’ 
Dat jij je baan als receptionist nou hebt opgezegd om kleuterleidster te worden terwijl je achteraf gezien helemaal niet van kinderen houdt was ook mijn idee niet, denkt Gert. Hij houdt zijn lippen stijf op elkaar. Sinds zijn vrouw zich met een schandalig lage afkoopsom naar huis heeft laten sturen is de situatie er niet beter op geworden. En dan ook die huurverhoging nog… 
Met een nijdig gebaar drukt hij op de rode knop op de afstandbediening waarna de TV op zwart springt. Zonder iets te zeggen hijst hij zichzelf uit zijn fateuil en gaat naar bed. 
Nadat hij minstens drie kwartier naar het plafond heeft liggen staren terwijl de gedachten door zijn hoofd gieren hoort hij Wilma de slaapkamer binnenkomen. Snel doet hij alsof hij slaapt. 



De reactie van zijn ouders is precies zoals Stijn het had verwacht. Zijn moeder ontstak in een preek die tot tijdens het toetje duurde, en zijn vader heeft tien keer herhaald dat ze geen cent gaan bijleggen voor de reparatie van het scherm, ook al is die duurder dan de aanschaf van een nieuw toestel. 
De inhoud van zijn spaarpot ligt gesorteerd op zijn bureau, dat onder de verfvlekken zit. De halfafgebouwde straaljager ligt ruw opzijgeschoven tegen zijn toetsenbord aan. Stijn durfde de stapeltjes kleingeld eigenlijk niet te tellen, en nu hij het wel gedaan heeft is zijn humeur er niet beter op geworden.
Vanaf het bureaublad van zijn computerscherm knalt een kleurige tekening van een straaljager de donkere kamer in. De zandkleurige Blackburn Buccaneer lijkt het scherm af te willen vliegen, op de achtergrond een enorme vuurbal en een tweede toestel achter zich latend. Het is een erg fraaie schildering, maar Stijn kan er alleen verbitterd naar kijken. De bouwdoos met diezelfde tekening erop is weliswaar niet heel duur, maar met de tien euro zakgeld die hij per week krijgt gaat het nog minstens twee maanden duren voordat hij zijn smartphone kan laten repareren. De laatste Buccaneer die hij bij Stoevers had zien liggen is er dan vast al lang niet meer. De negatieve gedachten in zijn hoofd klonteren zich samen en vormen gestaag een plan. Stijn wordt erg zenuwachtig van hetgeen hij zojuist zelf heeft bedacht. 



Gerts ogen glijden van de linkerkant van de zaak naar de rechter. Wilma had gelijk. Het is plastic. Rommel. Honderden verdomde kartonnen dozen gevuld met verdomde stukken plastic. Een diepe haat borrelt op. Het is doodstil in de winkel. Op de toonbank staat een halfvolle fles jenever. 
Met een nijdige grom trekt hij een bouwdoos uit een rek. Een tweede bouwdoos valt op de grond, met de afbeelding omhoog; een zandkleurige straaljager met een oranje vuurbal op de achtergrond. 
Gert kijkt naar de bouwdoos die hij uit de kast heeft gegrist – een grijs militair propellervliegtuig, wat maakt het verder ook uit – en smijt het terug het rek in. Gedecideerd zet hij zijn hak in de afbeelding van de bouwdoos die op de grond ligt en draait zijn voet een aantal keer heen en weer. Het geluid van brekend plastic dat de zaak vult bevredigt hem zodanig dat hij er zelf van schrikt. Bijna verliest hij zijn evenwicht. Het belletje bij de voordeur rinkelt. Vlug schopt hij de vermorzelde bouwdoos onder de stelling en gaat achter de toonbank staan. Een jongen van een jaar of twaalf komt binnen. Gert mag hem graag, hij komt hier met enige regelmaat verf of een kleine bouwdoos halen. Maar vandaag knikt hij hem enkel nors toe. 



Het vertrouwde belletje rinkelt als Stijn de deur openduwt. Meneer Stoevers kijkt hem met een strak gezicht aan en geeft hem een afgemeten knikje. Het zweet breekt hem nu al uit. Zou Stoevers nu al hebben gezien wat hij van plan is? 
Zonder hem aan te kijken loopt Stijn naar het rek met de vliegtuigen, achterin de zaak. De plek waar vorige week de Buccaneer stond is leeg. Zijn maag maakt een sprongetje van opluchting; de keuze is al voor hem gemaakt. Juist als hij zich om wil draaien valt zijn blik op de kleurige bouwdoos die half onder de stelling uitstekend op de grond ligt. Verschrikt draait hij zich om, maar Stoevers zit met zijn rug naar hem toe achter zijn computer. 



Gert is blij dat de jongen vandaag geen praatje met hem aanknoopt. Het kan hem weinig schelen welke nieuwe bouwdozen er deze maand uitkomen, en zin om ze voor hem te bestellen heeft hij al helemaal niet. Op de toonbank staat een grote, verchroomde beker van een modelbouwwedstrijd die hij jaren terug gewonnen heeft. In de spiegeling ziet hij de jongen duidelijk staan bij het rek achterin de zaak. Ook ziet hij hoe de jongen zijn tas op de grond zet, en hij hoort hoe hij de ritssluiting langzaam sluit. De bouwdoos op de grond ligt er niet meer en in het rek gaapt een kleine open ruimte hem nog altijd aan. De fles jenever staat nog op de toonbank. Dan begint hij te lachen. Een keiharde, vreugdeloze lach rolt door de winkel. Achterin de zaak klinkt een klap. 



Stijn zet zijn tas op de grond. De rits staat al open. Met een schuin oog kijkt hij achterom, maar Stoevers zit nog altijd met zijn rug naar hem toe, in gedachten starend naar de trofee die op de toonbank staat. Met een snel gebaar pakt hij de bouwdoos van de grond en laat hem in zijn tas glijden. In de voorkant van de bouwdoos zit een lelijke deuk. Heel langzaam trekt hij de rits dicht, centimeter voor centimeter. Een bulderende lach vult plotseling de winkel. Stijn schrikt zich wezenloos en schiet met zijn elleboog tegen een stapel grote vrachtwagenbouwdozen aan die omvalt. Stoevers begint nog harder te lachen. Zwetend stommelt Stijn naar de toonbank. ‘Mag ik een potje Revell zandkleur van je?’, stamelt hij. 
Stoevers hikt en duwt hem twee potjes verf in zijn handen. ‘Nul euro vandaag, veel plezier ermee!’ 
Trillend trekt Stijn de deur achter zich dicht. Zijn shirt plakt tegen zijn rug, zijn gedachten zijn een chaos.