16 mei 2020

Potloodjes

Door jelleputs

Het was al van kinds af aan een soort sport voor hem geweest. Als hij met zijn moeder naar IKEA ging, wilde Sven niets weten van de ballenbak of van de  andere frivoliteiten die Smålland te bieden had. Eigenlijk had hij nooit echt interesse getoond in die dingen die zijn leeftijdsgenoten bezighielden. Terwijl zijn klasgenootjes met z’n zessen bij elkaar op de Nintendo 64 zaten te spelen, was Sven thuis bezig met zijn verzamelingen. Voordat hij naar groep acht ging had je kunnen zeggen dat hij verzamelingen verzamelde. De stoffige planken in zijn kleine slaapkamertje bevatten stuk voor stuk een andere: potjes vol knopen, mappen vol postzegels en een verzamelalbum met buitenlandse munten. Maar de meest bizarre verzameling in zijn verzameling had een ereplek op zijn nachtkastje: een schoenendoos vol IKEA-potloodjes. 

Gedurende het laatste jaar van de basisschool verloor hij langzaamaan de interesse in de meeste van zijn verzamelingen, en verschoof zijn focus naar de potloodjes en naar het bedenken van slinkse manieren om er zoveel mogelijk van  mee te nemen als hij met zijn moeder door de enorme driedimensionale catalogus liep. Zijn moeder vond het wel best; eigenlijk vond ze alles best, zolang hij haar niet stoorde als ze de ene fles port na de andere wegwerkte op de bank. Van zijn vader wist hij eigenlijk niets, behalve dat hij dezelfde voornaam als hij zou hebben. Sven senior kwam uit Uppsala en heeft Sven’s moeder op vakantie in Nederland leren kennen. Het was in eerste instantie een vakantieliefde geweest, maar nadat hij zijn studie had afgerond kwam senior permanent naar Nederland om daar een gelukkig leven op te bouwen met Sven’s moeder, maar dat mocht blijkbaar niet zo zijn. Zijn dood was ergens eigenlijk wel ironisch als je bedenkt dat hij in Zweden altijd zonder elandvanger op zijn autobumper rondreed, iets dat daar als hoogst onverstandig wordt beschouwd. In Nederland had hij een dergelijke installatie wél voorop zijn auto laten zetten zodat hij er een set extra schijnwerpers in kon hangen, gewoon, voor de leuk. Het voorkwam niet dat het wilde zwijn tijdens een nachtelijke autorit over de N304 op de Veluwe door zijn voorruit vloog en hem een ernstig hersentrauma bezorgde dat hem uiteindelijk, een week later, het leven kostte. Zijn zwangere vriendin was nooit goed geweest in het verwerken van dergelijke gebeurtenissen met als gevolg dat Sven ter wereld kwam met een vrij zware vorm van het Foetaal Alcohol Syndroom. De vreemde vorm van zijn hoofd en het bijzondere gedrag dat hiervan het gevolg was had hem niet geholpen in zijn basisschooltijd. De uitkering die zijn moeder al sinds die tijd ontving ging altijd voor minstens de helft op aan IKEA-spullen in plaats van aan Lego en spelcomputers voor Sven. Het maakte hem niet uit, zolang hij maar kon verzamelen.

Sven herhaalde het plan keer op keer in zijn hoofd terwijl hij zich zo stil mogelijk hield. Hij zat gehurkt in een showmodel kledingkast dat de naam ‘Trogen’ droeg. De lichtgevende cijfertjes op zijn horloge gaven aan dat het 20:54 was; in combinatie met het feit dat het woensdag was, zou dat betekenen dat de winkel over zes minuten zou sluiten. Twee minuten later werd de sluiting inderdaad aangekondigd via het omroepsysteem met het vriendelijke verzoek de vers uitgezochte interieurvullingen af te rekenen. Sven’s hart begon sneller te slaan. Hij had de geposeerde kinderkamer waarin Trogen stond speciaal uitgezocht omdat deze het verst van de normale looproute lag. Hij mocht toch aannemen dat de IKEA-medewerkers niet iedere avond elke kast zouden controleren op verstekelingen,  iets dat inderdaad niet gebeurde. Na een uur hoorde hij geen voetstappen meer en om elf uur schakelde de tijdschakelaar de verlichting uit. Het enige licht dat nog door het kiertje tussen de kastdeuren naar binnen kwam was het groenige licht van de nooduitgangbordjes.

Sven wachtte voor de zekerheid nog twintig minuten voordat hij de kastdeurtjes voorzichtig open duwde. Hij had ontdekt dat de bewegingssensors van het alarmsysteem die door de hele winkel aan het plafond hingen alleen de looppaden konden zien. Als hij zich voorzichtig van showkamer tot showkamer kon bewegen zou hij ongemerkt bij de trap kunnen komen die naar de begane grond leidde. Zijn theorie klopte, want het loeiende alarm dat hij min of meer verwachtte bleef uit. Voorzichtig sloop hij de trap af, en manouvreerde zich op dezelfde manier buiten de gangpaden om langs de lampen, plantjes en knuffeldieren naar het grote doe-het-zelf magazijn. Hij moest bij stelling drie zijn voor het langwerpige model van het bekende Lak-tafeltje. Of, eigenlijk had hij de doos hiervan nodig. Met vier soepele bewegingen van zijn stanleymes sneed hij de deksel los en legde de inhoud van de doos netjes terug in het schap. De doos nam hij mee terug naar de slaapkamer waar Trogen stond. Hoewel hij wist dat hij buiten het bereik van de sensors was gebleven, bonkte zijn hart drie keer zo snel als normaal. Niet goed, want alles wat hij tot nu toe had gedaan was eigenlijk voorbereidingswerk geweest. Het echte werk begon nu pas en hoewel hij daar nog de hele nacht de tijd voor had wenste hij even dat hij gewoon in zijn eigen bed had gelegen. 

Het duurde tot groep vijf voordat Sven eindelijk een vriendje zover kreeg om bij hem thuis te komen spelen. Helemaal eerlijk was dat niet gegaan, want hij had beweerd dat hij een gloednieuwe Playstation 2 had staan die, zo vertelde hij het vriendje pas toen ze bij Sven thuis waren, was uitgeleend aan zijn neefje wat hij ‘even vergeten’ was. Schaamte voor het rommelige flatje in de net zo rommelige buurt voelde Sven toen nog niet echt. Het vriendje was, toen hij eenmaal door had dat hij de beloofde Playstation vandaag in elk geval niet zou zien, binnen vijf minuten weer in het trappenhuis, achtervolgd door een huilende Sven, alwaar ze Sven’s moeder tegen het lijf hadden gelopen die een penetrante alcohollucht verspreidde en een dubieuze donkere vlek had in haar broek. Het maakte dat het vriendje optimaal gebruik had gemaakt van de zeven versnellingen op zijn racefiets – nog een luxe waar Sven nog nooit van had durven dromen – om de straat uit te racen en er nooit meer terug te komen. De volgende dag wist de hele klas over Sven’s ‘gore dronken moeder’, de stoffige verzamelingen en de potloodjes. Die godverdomde potloodjes.

Achtentwintig plexiglazen bakjes met potloodjes had Sven verzameld. Aangezien deze bakjes vol in het zicht van de bewegingscamera’s hingen had het hem de grootste moeite gekost om ze, half verscholen achter de pilaar waar ze aan hingen, heel langzaam van hun hangertjes te halen. Als je maar langzaam genoeg beweegt merken de sensors het niet op en het duurde bijna een kwartier per bakje. Zijn horloge gaf inmiddels 5:38 aan. Eenmaal terug in het keurig nette slaapkamertje bekeek hij tevreden de volle bakjes die hij had uitgestald op het kleine kinderbed. De grote, platte rechthoekige doos van het Lak-meubel was net dik genoeg om de bakjes rechtop in neer te kunnen zetten. Er bleef nog vrij veel ruimte over in de doos nadat hij alle bakjes erin had gezet. Tot zijn grote teleurstelling had er bij de ingang van het personeelsmagazijn een bewakingscamera gehangen die ook door heel langzaam te bewegen niet te foppen zou zijn. Hij kon alleen maar denken aan de enorme hoeveelheid potloodjes die hij daar had kunnen vinden en besloot dat een prestigeproject best gevolgd kan worden door een nóg prestigieuzer prestigeproject. Als het goed is had hij nog een jaar of vijftig, zestig te leven.

Sven deed de deksel van de doos er weer op en plakte het zorgvuldig dicht met de rol bruine half doorschijnende PVC-tape die hij in zijn rugtas had meegenomen. Het viel niet op dat de doos was opengesneden, laat staan dat de inhoud ervan behoorlijk afweek van de op de doos afgedrukte minimalistische lijnentekening die het tafeltje moest voorstellen. Hij schoof de doos onder het bed en kroop terug in Trogen.
Met een schok werd hij wakker. Het kastje kraakte even door de plotselinge samentrekking van zijn beenspieren. Hij was wakker geworden van geroezemoes. Het was 9:07 en hij was dwars door het inschakelen van de verlichting heen geslapen. Behoedzaam deed hij het kastdeurtje op een klein kiertje en toen hij zag dat er niemand in de slaapkamer was pakte hij zijn rugtas en kroop hij uit de kast. Hoewel zijn plan tot nu toe beter was gegaan dan hij had kunnen hopen, had hij nog niet bedacht hoe hij onopvallend de doos naar de kassa’s kon krijgen. Aangezien de verpakte meubels die bestemd zijn voor de verkoop pas aan het einde van de IKEA-excursie gepakt kunnen worden in het magazijn zijn dozen op de eerste etage niet gebruikelijk. Een meter of vijftien verderop stond een groepje medewerkers in gele shirts, ongeveer dezelfde leeftijd als hij, druk met elkaar te praten, wat hem de gelegenheid gaf de doos onopvallend langs hen heen te sjouwen. In het voorbijgaan meende hij de woorden ‘potloodjes’ en ‘vreemd’ op te vangen en toen hij de behoorlijk zware doos onder twee armen tegen zijn middel geklemd van de trap had getild zette hij het met een zucht van opluchting in een winkelwagentje neer, de streepjescode naar boven gericht.

Sven had nog net genoeg geld op zijn rekening om de doos met het zogenaamde tafeltje, dat 9,95 moest kosten, af te rekenen. Het was ongeveer vijftien minuten lopen naar het flatje waar hij nog altijd met zijn moeder woonde, maar met het winkelwagentje bij zich deed hij er twintig over. Aangenomen dat er honderd potloodjes in de bakjes zaten, berekende hij onderweg dat hij 2800 potloodjes buit moet hebben gemaakt. Acht-en-twintig-honderd. De tweehonderd die hij thuis al had liggen leek ineens een schamele hoeveelheid. Geen fles port, geen wild zwijn en geen schoolklas kon het opborrelende euforische gevoel verdringen.